Dames en heren,
Vakgenoten,
Vrienden
Welkom in Ede, welkom op het NVB jaarcongres 2010!
Wat ben ik blij u hier welkom te mogen heten. Een fantastische opkomst!
Het was spannend de afgelopen week. Op woensdag bereikten we de magische 1.000 en op dit moment staat de teller op ruim 1100 deelnemers aan ons congres. Een betere start had ik me als nieuwe voorzitter niet durven wensen. Dank dat u hier bent en geniet ervan!
Wij gaan vandaag een wervelend congres beleven onder het thema “Innovatie: hoe de technologie de toekomst van de bibliotheek bepaalt”. Een goed thema, dat niet meer stoeit met de vraag “of” technologie van invloed is op het vak, maar de vraag probeert te beantwoorden: hoe de technologie de bibliotheek BEPAALT.
We kijken zo weinig mogelijk terug: de blik is op de toekomst gericht want daar zal het gebeuren.
Dat technologie niet alleen ons vak bepaalt, maar vrijwel iedere gebeurtenis, zien we als we naar een congres als dit gaan. De voorzitter heet de aanwezigen welkom en na dertig seconden herinnert hij u er nog even aan om uw mobieltje uit te zetten. Hij houdt dan ook nog even het apparaat omhoog en er verschijnt een logo op de powerpoint.
Die oproep ga ik vandaag niet doen, ik draai het liever om. AAN die mobiele telefoons, netbooks, iPads en al die andere gadgets. Gebruik ze tijdens de plenaire en parallelle sessies om verslag te doen van onze bijeenkomst.
Er is volop en gratis wifi aanwezig! Twitter, facebook, hyve en ning over wat je meemaakt. Film en zet de boel op Blip of Youtube! Gebruik de hashcode #NVB10 zodat ook mensen die niet naar dit congres konden komen ons kunnen volgen. Wij volgen dat allemaal op de Visible Tweets.
Op het jaarcongres van de NVB kijken we vooruit naar de ontwikkelingen in het vak. Maar ik wil even terug kijken op een aantal roerige jaren die we als vereniging achter de rug hebben. De meesten van u herinneren zich dat in 2008 een bestuurscrisis uitbrak die werd veroorzaakt door de financiële problemen binnen onze vereniging. Maakt u zich geen zorgen, ik ga dat niet allemaal oprakelen!
Nu, bijna twee jaar verder staat de vereniging er financieel weer goed voor. Niet dat alle problemen zijn opgelost, maar we hebben ze in kaart en er is een stevig plan voor verder herstel.
Dat we dit punt hebben kunnen bereiken danken we allereerst aan u: de leden. Want ondanks de sombere berichten uit het bureau bleef u massaal lid. Dank daarvoor.
Maar dank past ook de vele mensen die zich als vrijwilliger hebben ingezet om het zinkende schip weer vlot te trekken, op koers te brengen en de vaart erin te krijgen. Als ik alleen al naar het afgelopen jaar kijk en zie hoeveel werk er is verricht, dan kan ik alleen maar bewondering hebben. Ik denk aan bestuursleden en anderen die weken en maanden hebben meegeholpen om de administraties weer recht te trekken.
Maar ook aan alle mensen die hebben geholpen om het bureau weer terug te brengen in Utrecht: we zitten nu op een steenworp afstand van het Centraal Station: ideaal!
Het bureau biedt niet alleen voldoende plaats voor vrijwilligers en medewerkers, maar er is ook een vergaderzaal (met wifi, beamer en andere voorzieningen) die u kunt gebruiken om vergaderingen, workshops of cursussen te houden. We verhuren de zaal tegen een aantrekkelijk, dus laag tarief. We zien u graag op het bureau en hopen dat Mariaplaats 3 in Utrecht een bruisend middelpunt voor informatieprofessionals wordt.
Met de zekerheid dat ik mensen vergeet, dank ik toch een aantal mensen met naam en toenaam:
Wilma van den Brink, Peter Evers, Peter de Jong, Dieuwke Brand, Jolieke Schroot, Marianne Harmsen, Froukje Hendriks, Irma Bakhuisen en Frank Hendriks.
Uiteraard vergeet ik ook onze ad interim voorzitter Bart van der Meij en onze directeur Jan van den Burg niet. In hen en met uw applaus dank ik ALLE medewerkers van het bureau en ALLE vrijwilligers.
Overigens kunnen we nog steeds vrijwilligers gebruiken!
En dan toch nog een paar woorden over de vereniging: zoals ik al aangaf gaat het goed, maar ik wil dat het beter gaat! Daar werken we op het bureau aan, maar daar kunt ook u een aandeel in hebben. Hoewel velen van u lid zijn van de NVB weet ik dat er in de zaal ook enkele honderden (nog) niet leden zitten. Maak u geen zorgen: die zijn hier niet illegaal hoor.
Waarom lid worden van de NVB als er zoveel alternatieven bestaan?
Want wie is er nu eigenlijk geen lid van Nedbib-l, Bbiliotheek2.0-ning, Facebook of Twitter?
We bezoeken toch allemaal met een zekere regelmaat een bijeenkomst van een regionaal informatienetwerk in Groningen, Amsterdam, het zuiden of midden van ons land?
We nemen toch deel aan congressen als DB-update, KIP2010, IP lezing, de bibliotheek tweedaagse of U Game U Learn?
Dat zijn toch ook allemaal netwerken waar we met elkaar informatie delen, ideeën uitwisselen, inspiratie opdoen? Wat is de toegevoegde waarde van de NVB?
Gartner spreekt in “Watchlist: Continuing Changes in the Nature of Work”1 over “swarms” (zwermen): netwerken en netwerkjes waar mensen kortere tijd lid van zijn om in een behoefte te voldoen. Mensen zijn lid van verschillende van deze zwermen en wisselen steeds al naar gelang hun behoefte aan specifieke informatie of relaties. Een zwerm heeft vaak ook geen centraal punt, geen specifieke leiding.
Zwermen ontstaan en ontbinden zich. De NVB wil het platform zijn waar onze zwermen zich kunnen vormen, hun al dan niet tijdelijke huisvesting hebben en zich verder kunnen ontwikkelen. Daarom wil de NVB zich in de komende tijd actief aansluiten bij meer van deze initiatieven en zwermen.
De NVB heeft momenteel zo’n 3000 leden. Da’s niet slecht voor een beroepsvereniging, maar mijns inziens moet het mogelijk zijn om in de komende jaren het aantal te brengen op 5000! Ik wil daarom iedereen oproepen die nog geen lid is om dat alsnog te worden en leden oproepen om eens bij uw vrienden en collega’s te raden te gaan of die al lid zijn.
We zullen u de komende tijd nader informeren over onze ledenwerfacties.
Een grote en gezonde vereniging da’s wat we willen zijn.
Want in 2012 bestaat de vereniging 100 jaar en dat willen we uiteraard groots vieren. Daarbij hoort, buiten allerlei andere zaken ook een goede website. Samen met het bureau is de website de ontmoetingsplek voor alle informatieprofessionals in Nederland. Die website moet nodig vernieuwd worden. In de afgelopen weken was de belangrijkste vraag die me gesteld werd: wanneer wordt er eens iets aan die website gedaan?
Dat er nog niets is gebeurd heeft alles te maken met onze financiële situatie. Maar ik kan melden dat een werkgroep druk is geweest om vast te stellen wat er met de site moet gebeuren, we hebben offertes gevraagd, ontvangen en beoordeeld en we hopen voor eind november met de vernieuwing te starten!
Eén van de mensen die mij altijd heeft geïnspireerd, is de Belg Paul Otlet: zijn doel was om alle informatie in de wereld te organiseren. Hij deed dat door deze informatie te beschrijven en op te slaan: in 1895 startte hij de wereld-catalogus waar naar schatting zo’n 12 tot 17 miljoen lemma in waren opgeslagen die vrijwel alle wetenschapsgebieden bestreken.
Het ging hem niet alleen om boeken, tijdschriften, kranten of persoonlijke notities, maar ook om objecten als tekeningen, kaarten, affiches, maquettes en kunstvoorwerpen.
Otlet richtte zich vooral op inhoudsanalyse en classificatie. Tegenwoordig spreken we dan van indexeren, information storage and retrieval, informatiearchitectuur en contentmanagement.
Dit gigantische project wordt ook wel getypeerd als het “papieren internet”. Ik beschouw het als voorloper van bijvoorbeeld Worldcat en zelfs Google.
Otlet bedacht ook een ingewikkeld mechanisch systeem waarmee gebruikers de databank op afstand zouden kunnen raadplegen en waarmee zij verwante onderwerpen met elkaar konden verbinden. Daarmee was het concept van een zoekmachine en van hyperlinks geboren. Alleen de technologie ontbrak nog.
Melvil Dewey introduceerde in Amerika een standaard cataloguskaart. Otlet zorgde ervoor dat deze ook de standaard werd in Europese bibliotheken. Cataloguskaarten vind je bijna nergens meer, maar het belang van standaardisatie in bibliotheken en informatievoorziening wordt algemeen erkend.
Otlet nam niet alleen Dewey’s cataloguskaarten over maar ook Dewey’s Decimale Classificatie, die hij bewerkte tot een meer gedetailleerde universele classificatie, de UDC.
Otlet bechreef in 1934 al een fenomeen dat we nu het internet zouden noemen en gaf aan hoe de technologie ons vak zou gaan bepalen.
Dames en heren,
Nederland heeft een nieuwe regering die stevig wenst te bezuinigen op “linkse hobbies” waarvan be bibliotheek er één is. De eerste harde klappen vallen momenteel in het openbare bibliotheekwerk met uitschieters tot meer dan 50% bezuinigingen. Om personele kosten te besparen worden vestigingen gesloten.
Ook in de andere sectoren (de speciale bibliotheken, de hogeschool en wetenschappelijke bibliotheken en uiteindelijk ook de KB) zullen de klappen vallen: mensen vragen zich af welke toegevoegde waarde wij hen bieden.
En vooral ook: als we het nu nog kunnen begrijpen, wat betekent dit dan daadwerkelijk voor de toekomst?
Blijven bibliotheken, informatieprofessionals in brede zin en bibliothecarissen meer in het bijzonder van belang in de informatiesamenleving of kunnen we het zonder?
Hier staat een voorzitter die bereid is de deuren van de bibliotheek te sluiten en het vak op te heffen als er geen noodzaak meer voor zou bestaan.
Maar ons vak heeft een gezonde toekomst. Alleen het is wel een ander vak geworden!
Ons vak is ontstaan uit schaarste aan informatie. Boeken, tijdschriften, video en audio waren beperkt beschikbaar, de productiemiddelen in handen van een kleine groep. Er ontstonden monopolistische situaties, die de prijs van informatie opdreven. Door de gebruikte technologie waren boeken en andere materialen maar voor een beperkte tijd te koop. Ons vak bestond er daarom vooral uit om op tijd een selectie te maken van informatie en materiaal waarvan we konden vermoeden dat onze publieksgroepen daar in één of andere toekomst een beroep op zouden gaan doen. Collectievorming en ontsluiting vormden een belangrijke kern van ons vak.
En dat is nu helemaal anders.
Clay Shirky zegt daarover in zijn boek Cognitive Surplus dat uitgeven vroeger een kostbaar en risicovol proces was, omdat fouten leidden tot hoge onkosten.
Nu is uitgeven niet meer dan “a push of the button” en zijn derhalve ook de economische risico’s aanzienlijk verminderd.
Noemen we het vorige business model “just in case” (verzamelen voor het geval dat), nu en in de toekomst schakelen we over naar het “just in time” model. Immers: alle informatie wordt digitaal aangeboden en is daardoor in principe nooit meer uitverkocht. Vooraf collecties vormen lijkt daarom bijna een achterhaald principe.
Just in time betekent in ons vak dat we continue in contact moeten zijn met onze mogelijke “klanten” en dat wij ze moeten helpen om op het juiste moment de juiste vraag te stellen om zo de informatie te verkrijgen voor hun probleem!
Dat is dus een heel ander vak! Daar hoort bij dat we een leven lang leren: dus niet alleen dat we dat aan anderen promoten, maar vooral ook dat wij als informatieprofessionals zelf actief zijn en blijven leren. In het interview in de pre-conference krant gaf ik al aan dat je continue “nieuwsgierig” moet blijven, want die technologie blijft zich verder ontwikkelen en die nieuwsgierigheid houdt ons scherp. Nieuwsgierig zijn is een actieve bezigheid, vergt dat je erop uit gaat, onderneemt: dat is vermoeiend en het houdt nooit op!
Ook moeten we mensen leren dat het maken van de goede keuzes evident is voor het juiste gebruik van de informatie. Wat veel mensen nu ervaren als “information overload” kunnen wij omzetten in informatie welvaart: waar mensen nu het gevoel hebben te moeten kiezen, zouden wij dat om moeten zetten in het gevoel van mogen kiezen.
Mogen kiezen resulteert in een gevoel van welvaart. De welvaart die de jeugd ervaart in de manier waarop ze met informatie, amusement en technologie omgaan.
Hoewel Otlet en Google beiden hetzelfde doel nastreven: “De informatie in de hele wereld organiseren”, ligt het belangrijke verschil in de transparantie van het aanbieden van de resultaten. Voor Google is de page ranking het best bewaarde bedrijfsgeheim. De bibliotheek en de informatieprofessional worden gezien als een betrouwbaar merk met transparante doelen.
Dat is de kracht van ons vak en daar moeten we mijns inziens op voortbouwen!
We zitten ondertussen wel met het image van ons vak. Vorige week zag ik een interview met Keith Richard ter gelegenheid van de presentatie van zijn nieuwe boek “Life”.
Ik laat u dit fragment graag even zien.
Daar sta je dan! Blijkbaar denkt de gemiddelde burger nog steeds in deze termen over ons vak. Dat moet anders en ik ben dan ook heel blij dat er in de zaal 120 jonge aanstormende informatieprofessionals zitten: studenten van de verschillende opleidingen. Goed dat jullie er zijn en ik hoop dat jullie ons vandaag en in de toekomst willen helpen om ons vak verder uit te bouwen. Want de bibliotheek en ons vak zou mijns inziens veel beter uit zijn als dit ons image werkelijk was:
Of dat zo is kunnen we tijdens de lunch ontdekken tijdens het onderdeel UnConference, dat door de IDM studenten wordt verzorgd in Studio 2.
Het vak is een ander vak en we moeten de komende tijd gebruiken om elkaar vooral te vinden op de overeenkomsten die we als informatieprofessionals in de verschillende omgevingen met elkaar hebben, in plaats van te focussen op de verschillen. Dat past ook binnen het streven zoals dat bijvoorbeeld in het programma van de Gemeenschappelijke Informatie Infrastructuur is vastgelegd: muren slechten tussen sectoren om zo de burger, wetenschapper, professional en ieder ander op de juiste manier te bedienen. In de notitie van de Advies Commissie Beleid (van Lourense Das, Peter de Jong en Erwin Le Roy) wordt gesteld dat leden van de NVB meer inhoudelijk moeten samenwerken en van elkaar leren: verbinden op inhoud.
Wat óns bindt is de liefde om mensen te helpen op het juiste moment over de juiste informatie te kunnen beschikken. Daar wil ik in de vereniging vooral de nadruk op leggen.
Dank u!